Kenmerken van de samenleving in de middeleeuwen

Wat voor invloed had de samenleving op de literatuur?

Politiek

Je had in de middeleeuwen een standensamenleving die verdeeld was in drie standen. De hoogste stand was de adel, de tweede stand was de geestelijkheid en de laagste stand bestond uit de boeren.

De adel
De edelen leefde heel anders dan de boeren. De edelen waren wel eigenaars van grond, maar ze werkte daar zelf niet op. Ze leefde van arbeid van de boeren. In ruil daarvoor vervulden ze andere taken: ze bestuurde hun domein (landgoed), hadden rechtspraak over hun onderdanen en voerden oorlog. De edelen kunnen verdeeld worden in hoog of laag. De lage edelen beheerde maar een paar domeinen en woonde op kleine kastelen. Zij hadden maar weinig meer te eten dat de horigen. Daarnaast waren er in heel Europa waren maar enkele honderden hoge edelen zoals de graaf van Vlaanderen. Zij beheerde honderden domeinen. De hoge edelen hadden hun domeinen in leen van de koning. Zo een groot gebied was moeilijk te beschermen. Daarom riepen de hoge edelen de lage edelen om hulp. De lage edelen gave hulp maar niet voor niets. Ze kregen voor die hulp een of meer domeinen van hoge edelen in leen. De koning en de edelen die een of meer domeinen in leen hadden werden leenman genoemd. De hoge edelen waren dus tegelijk leenman en leenheer.

De geestelijken
Naast de boeren waren er ook geestelijken. Dat was de derde belangrijke groep in de middeleeuwse samenleving. Er zijn 2 soorten geestelijke: seculiere en reguliere. Seculiere geestelijke zijn de paus, de bisschoppen en de priesters zij leven tussen de andere mensen en niet in afzondering. Alleen mannen kunnen seculier geestelijk worden. De middeleeuwse dorpspriester stond vaak dichtbij deze gelovige.  De dorpspriester was meestal van boerenafkomst en had weinig tot geen opleiding.  Daarnaast waren er ook veel bisschoppen die leenmannen werden van de koning. En de leider van de kerk was de paus.  Reguliere geestelijke zijn monniken en nonnen. Zij leven in afzondering in kloosters. Aan het hoofd van het klooster staat een abt of een abdis. Monniken en nonnen leven vaak volgens hele strenge regels. Ze bidden voor het eten, werken, slapen en kleden. Zij mogen geen of nauwelijks eigen bezittingen hebben.

Invloed van de geestelijke op de samenleving
In de middeleeuwen was de invloed van de geestelijke groot maar hoe kwam dat?
Tot in de late middeneeuwen konden bijna alleen geestelijke lezen en schrijven. De mensen geloofde dat het leven op aarde een voorbereiding was op het eeuwige leven na de dood (memento mori; denk eraan dat u sterft)

Vrije boeren en horigen
Ruim 90% van de bevolking werkte op een domein als boer, landarbeider, ambachtsman of personeel van de heer.

de vrije boeren bezaten hun eigen grond en hadden eigen personeel dat niet vrij was. Van die 90% waren meeste mensen horigen. Sommige hadden geen enkel bezit. Zij werkte elke dag voor hun heer. Anderen hadden land gepacht van een heer en moesten diensten voor hem verrichten. 

Analfabetisme 

In de tijd van de  middeleeuwen konden bijna alleen de geestelijken en de monniken lezen en schrijven,  de boeren en horigen de grootste groep van de samenleving konden dat niet, 90% van de bevolking was dus analfabetisch. Zij vertelden verhalen generatie van generatie door, daardoor was de kans dus heel groot dat bij elk persoon die het verhaal vertelde het verhaal een beetje veranderde en het dus niet origineel meer was. Omdat ze niet konden lezen of schrijven, zongen ze liederen, de rijm onthielden ze en zo hadden ze toch nog een vorm van literatuur. 

Hoofsheid

Etiketten en goede manieren was belangrijk en moest je leren, in de meeste gevallen gaat dat mondeling maar er worden al eeuwenlang boeken geschreven hoe men zich moet gedragen. de oudste etikettenboeken zijn rond 1200 geschreven en zijn dus ongeveer al zo een 800 jaar oud.

Hoofsheid is begonnen als gecultiveerde omgangsvormen binnen de adellijke elite, en al snel werdt  de norm in bredere lagen van de middeleeuwse samenleving duidelijk: je hoort je medemens met respectvolle manieren te behandelen, je laat de ander in zijn waarde en plaatst deze niet voor onaangename verrassingen. Je bent wellevend, galant en je beheerst je driften en impulsen, kortom: je bent hoofs.

De literatuur speelt een belangrijke rol in de hoofse cultuur. Het schrijven en voordragen van liederen en gedichten over de liefde geeft blijk van grote beschaving. Luisteren naar ridderverhalen is een geliefd tijdverdrijf van hoofse edelen en al gauw ook van de burgers, die zich aan hen spiegelen. In veel van die verhalen laten de helden zien hoe het hoort volgens de hoofse regels, terwijl de schurken zich juist onhoofs gedragen.

 voorbeeld van een boek over hoofsheid is: Floris en Blancefoer.

conclusie:  Alleen hoge standen van de samenleving in de middeleeuwen konden lezen, monniken en priesters en een paar hoge edelen. In bijna alle gevallen waren de boeken alleen in het Latijn geschreven, de laagste stand van de samenleving (de horigen en boeren) die konden niet lezen of schrijven, zij maakte gebruik van liederen, rijmteksten of vertelde verhalen die al generatie na generatie werden doorverteld.