Bekende werken uit de middeleeuwen

Welke werken waren er in de middeleeuwen?

Karel ende Elegast (Ridderroman/ Karelroman.)

Karel ende Elegast is een "voorhoofs" ridderverhaal dat behoort tot de Karelepiek. In deze genre is Karel de Grote is de hoofdpersoon in dit verhaal, terwijl hij in vele andere Karelromans  waar hij in voorkomt eerder een nevenfiguur is. Het is omstreeks 1270 geschreven, de auteur is echter onbekend en het verhaal bestaat uit circa 1400 verzen.

 

Mariken van Nieumeghen (Mirakelspel)

De Mariken van Nieumeghen (ook bekend als Mariken van Nimwegen) werd tussen ca. 1500 en 1515 geschreven. De schrijver is niet bekend. Aan de vorm van de verzen is te zien dat hij een rederijker was. Het verhaal is overgeleverd in oude gedrukte boekjes, waarvan het oudste in circa 1515 gedrukt werd. De Mariken bestaat voornamelijk uit dialogen op rijm, die ingeleid worden door korte prozastukjes. Waarschijnlijk was de Mariken eerst een roman die geheel in proza geschreven was (verhaal in een doorlopende tekst, zonder rijm). Iemand zette daarna het grootste gedeelte van het verhaal om in rijmende dialogen, omdat dat prettiger te lezen zou zijn. Hierdoor lijkt de tekst op een toneelstuk, al zal dat hoogst  waarschijnlijk niet zo zijn. In de Mariken staan vergeving, verleiding en zondes centraal. In de Middeleeuwen waren dat heel belangrijke aspecten. Volgens hun geloof gingen de mensen naar de hel als hun zonden niet vergeven zouden worden. Vergeving kon verkregen worden door bijvoorbeeld boete te doen of via hulp van heiligen.

 

Floris en Blancefoer (Hoofse roman/ Karelroman)

Floris en Blancefoer is een Middelnederlandse vertaling door Diederik van Assenede uit het oud-Franse roman in verzen uit de originele roman Floire et Blanceflor, circa 1255. De charmes van Floris ende Blancefloer moet voor middeleeuwers niet alleen hebben gelegen aan het romantische deel van het verhaal. De beschrijvingen van wonderbaarlijke bewegende beelden op het (schijn)graf van Blancefloer, de exotische tuinen en het fantastische paleis van de emir van Babylon zijn hoogst waarschijnlijk beïnvloed door de indruk die de kruistochtvaarders in het Midden-Oosten hadden opgedaan. Vanwege deze elementen werd de Floris ende Blancefloer wel tot de zogenaamde ‘oosterse romans’ erkend. Toch is deze tekst net zo goed een ‘Karelroman’. Aan het slot krijgen we namelijk te horen dat Floris en Blancefloer de grootouders waren van Karel de Grote. Daarmee werd de roman feitelijk een stukje voorgeschiedenis van deze beroemde vorst. 

 

Beatrijs (Legende)

Beatrijs is een Middelnederlandse Marialegende uit de veertiende eeuw. Het enige handschrift waarin de legende overgeleverd is, dateert van kort voor 1374. Het Nederlandse gedicht over Beatrijs is een bewerking van een ouder verhaal. De dichter heeft een kort exemplaar uitgewerkt tot een aangrijpend verhaal dat heel herkenbaar was voor zijn adellijke publiek.

 

Van den Vos Reynaerde (Satire)

De Reinaert van ‘Willem die Madocke maecte’, is een satirisch dierenverhaal, waarin de middeleeuwse maatschappij als metafoor een spiegel voorgehouden krijgt. Van den vos Reynaerde is geschreven in de dertiende eeuw, toen de ridderliteratuur nog volop bloeide. De vos spot met alles en iedereen uit die ridderwereld. De schrijver van dit verhaal maakt zich meteen in de eerste regel bekend: ‘Willem die Madocke maecte’. We weten dus zijn voornaam, Willem, en we weten dat hij de Madoc schreef, een boek waar niks van bewaard is gebleven. Van den vos Reynaerde is een vertaling van  de Franse verhalen over de vos Renart. Willem heeft dit zo uitzonderlijk goed gedaan, dat hij wel een hele grote schrijver geweest heeft moeten zijn.

Egidiuslied  (Elegie)

Het Egidiuslied is een lied, zoals de naam al zegt. Dat betekent dat het bedoeld is om gezongen te worden. Gelukkig is in dit geval de melodie ook bekend, wat voor lang niet alle middeleeuwse liedjes het geval is. De muzieknotatie is anders dan wat wij gewend zijn en bestaat uit niet meer dan een paar notenbalken en wat streepjes. Deze notatie heet daarom streepjesnotatie. Waarschijnlijk was het bedoeld als geheugensteuntje voor mensen die de melodie eigenlijk toch al kenden. Het is in het handschrift opgenomen met muzieknotatie. Het werd in 1849 voor het eerst gepubliceerd door Charles Carton. In 1966 werden liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift uitgegeven door K. Heeroma,